Ik moest me even inlezen vanaf m’n vakantie-adres maar naar verluidt hebben jongeheren van het Amsterdams Studenten Corps naar hun vrouwelijke verenigingsgenoten verwezen via vieze rijmpjes en onbetamelijke bewoordingen, luidkeels bezongen met dermate veel branie dat de hertjes woedend op hol sloegen, met een brandgang richting de brievenbus om zich publiekelijk kwaad te maken.
Bart
Hete zomer?
‘Ja, nu voel je het wel hè, die gevolgen van de opwarming van de aarde?’ zat bij enkelen duidelijk in de ondertoon van hun ‘interesse’ in het Portugese weer. Die kregen een foto van een groot glas Super Bock teruggestuurd, of een plaatje van mijn blije hond die lekker door het water dartelt.
Hollandse lulligheid
Er zat minder dan 72 uur tussen het vluchtige vertrek uit mijn vreselijke vinexhut in Oostzaan en het verhaal over het crackhuis in de Algarve maar mijn vrouw oordeelde aan de hand van wat foto’s dat ik er al vijf jaar jonger uit zag. De dag na het crackhuis lunchten we met senhor Erik de Vlieger in Cabanas, daags erna – eerste Pinksterdag – wilde Arthur naar de IKEA bij Loulé voor een burgermansontbijt van anderhalve euro om het ophefgolfje over de crackfoto’s te schragen met gezonde Hollandse lulligheid.
Ubertje bellen
Uber bestond nog niet, om klanten te krijgen was voordringen op drukke standplaatsen (zoals stations en uitgaansgebieden) eerder regel dan uitzondering. Het leidde tot de zogenaamde ‘taxi-oorlog’ waarbij met name in de Randstad rake klappen vielen tussen chauffeurs die zich probeerden in te vechten in de voorheen vergunningsgereguleerde markt.
Kwaaie kaartjesautomaten
Ik tik dit nieuwsbrief-intermezzo in een strak ingerichte maar tamelijk sfeerloze bar van een systeemhotel in Coimbra, waar ik na twee dagen rijden in de piep- en kraakvrije oude bolide toch op z’n minst nog een poging wilde doen om chocola – of kaas – te maken van de nauwelijks nog te bevatten toestand waar ik een paar dagen terug vandaan vertrokken ben.
De Toon
Niet alleen is ‘de toon’ het meest saaie jankmuiltruukje uit het retorische smoezenboekje waar de vale klerken zich zo graag theatraal op verlaten, het vingergewapper is een doel op zich geworden. Het politieke debat, toch al zelden van enig opwaarts niveau, is een amateurcompetitie klunzenvoetbal geworden: veel schoffelen, weinig scoren. Het lukt zelfs doorgewinterde debatkijkers nauwelijks nog om het oog op de bal te houden – de schwalbes belemmeren iedere kans op een goede lullepot.
Ambtelijk tweewoordentuig
En nu dus het stikstofdebacle, waarbij de overheid zich op grond van ondeugdelijke metingen, onduidelijke doelen en idiote ideologische overtuigingen verschuilt achter ‘de wetenschap’ om onredelijke eisen te stellen aan boeren die decennialang gedwongen zijn om precies datgene te doen waar ze nu voor worden gestraft: lenen, investeren, schaalvergroten en intensiveren. Maar die boeren, die hebben wél middelen om zich te verweren tegen de tirannieke decreten van het keurige ambtelijke tweewoordentuig.
Bier & Buh-kufsky
“De Algarve is zo mooi omdat het voor paupers is. Dit is het afvoerputje. Heerlijk. Ik hou er van om de teloorgang van de mensheid voorbij te zien komen”, oreert het knaloranje Hawaii-hemd die enerzijds een slaaf van zijn eigen slechte gewoontes is en anderzijds een vlijmscherpe observant van de situatie om hem heen. Hij oordeelt niet en aan de onderkant van de samenleving wordt hij zelf ook niet beoordeeld. Hij leeft zijn eigen teloorgang en geniet er met grote teugen van. “Ik heb geen vragen meer.”
Sommetje stikstof
Als ‘de wetenschap’ het ergens niet over eens is, dan is het wel de stikstofsituatie. Nederland heeft zichzelf voorgenomen om – naar schatting – honderdmiljoenmiljard keer strenger te zijn dan buurlanden en zelfs dan de Europese regels. Nederland wil het braafste jongetje zijn in een klas zonder andere kinderen.
Rosérode reiswagen
Het is misschien wel mijn énige manier van ontspanning, en altijd al geweest. Lang rijden, ver rijden, rijden rijden. Het gaat niet om de plaatsnamen. De regio’s. Het gaat niet eens om de reis, noch om de snelheid. Het is het rijden. Heel lang aaneengesloten hetzelfde doen en dat rustgevend vinden. Zeshonderd kilometer zonder stoppen, geen uitzondering als het kan en als het tanklampje niet zou dwingen, waren lege wegen geen reden om überhaupt te stoppen. Honger en dorst voel ik toch niet zolang ik niet uitstap.